Inleiding
De
laatste 60 jaar is veel terrein ontgonnen voor wegen, woningbouw en industrie.
Veel vogels verloren hierbij hun habitat (leefomgeving) en zijn voor hun
voortbestaan afhankelijk geworden van onze tuinen. Het is daarom van belang een
tuin zo in te richten en te beplanten dat vogels er voedsel, water, beschutting
en broedgelegenheid vinden. Hoe groot of klein een tuin ook is, we kunnen meer
verschillende soorten vogels in de tuin krijgen wanneer deze voldoet aan de
eisen die vogels stellen aan hun leefomgeving. Daarnaast kan de aanwezigheid van
vogels in de tuin een bron van plezier zijn vooral als we ze van dichtbij kunnen
bewonderen. We gaan kijken we wat we kunnen doen om meer vogels in de tuin krijgen. Ingegaan wordt onder meer op het voedsel dat ze eten, de vegetatie die ze wensen en de zorg voor voldoende nestgelegenheid. We beginnen met tuinieren voor vogels. |
Tuinieren voor vogels | Voedsel voor zaadeters | Voedsel voor insecteneters | Vegetatie voor vogels | Nestgelegenheid |
Nestbescherming | Belagers | Water | Bestrijdingsmiddelen | Bijvoeren |
Tenslotte |
In een vogeltuin proberen we een evenwicht te vinden tussen een tuin die we mooi
vinden en een tuin die voldoet aan de wensen van vogels. We streven naar een zo
groot mogelijke variatie en hoeveelheid aan struiken, grassen, bomen en planten.
Op deze wijze proberen we het natuurlijke habitat zo na te bootsen dat die
aansluit op de voeder- en broedgewoonten van de verschillende soorten vogels.
Door bewust in te grijpen in de plantkeuze zorgen we voor een grote
verscheidenheid aan voedsel. In de herfst blijft het afgevallen blad liggen en
dit wordt samen met de uitgebloeide bloemen en stengels van planten pas in het
voorjaar op de composthoop gegooid. Vogelvriendelijk tuinieren betekent niet dat we de tuin 'zijn gang laten gaan'. Verwildering van de tuin leidt op den duur tot eenvormigheid, dus veel van hetzelfde. Bepaalde planten zoals brandnetels en gras gaan dan overheersen. De soorten rijkdom neemt af en hierdoor vermindert ook het voedselaanbod voor vogels. Ook een tuin die onderhouden wordt op netheid heeft vogels bar weinig te bieden. Het voortdurend aanharken en het weghalen van blad, takjes en uitgebloeide bloemen leidt ertoe dat er nauwelijks nog insecten, nestmateriaal en zaden en vruchten voor de vogels te vinden zijn. Een gebrek aan slakjes bijvoorbeeld veroorzaakt dunne en poreuze eierschalen bij de koolmees. Normaal eet een meesje rupsen en spinnen, maar tijdens de legperiode hebben ze juist de kalk uit slakkenhuizen nodig. De natuurlijke aanwezigheid van slakken is voor de koolmees van groot belang. De meeste vogels eten zowel zaden als insecten. Sommige eten overwegend zaden, andere overwegend insecten. We noemen ze daarom zaadeters en insecteneters. Tot de zaadeters rekenen we onder meer het sijsje, de groenling, de vink, de mus en het puttertje. Insecteneters zijn bijvoorbeeld het roodborstje, de winterkoning, de bonte en de grauwe vliegenvanger, de heggenmus en de boomkruiper. |
Het voedselaanbod voor zaadeters hangt af van de plantkeuze die wij maken. Bes-
of vruchtdragende bomen en struiken zijn zeer gewild. Bij besdragende bomen of
struiken moet rekening worden gehouden met de kleur en de grootte van de bessen
of vruchten. Rood is voor vogels goed te zien en zwart reflecteert ultraviolet
licht dat wij niet zien maar vogels wel. Kleine bessen zoals vlier en rode
kornoelje zijn voor kleine vogels als mees en vink goed te eten, maar de grote
bessen van meidoorn en klimop niet. Kies zoveel mogelijk voor inheemse soorten.
Deze zijn dikwijls rijker aan zaden dan de uitheemse gewassen. De zaden van de
uitgebloeide bloemen vormen een belangrijke voedselbron in de winter. |
Top |
Planten zorgen ook voor het voedsel van de insecteneters. Hoe meer verschillende
soorten (inheemse) planten, struiken of bomen in de tuin staan hoe meer insecten
worden aangetrokken. In een vogelvriendelijke tuin is ruimte voor slakken,
rupsen, kevertjes, wormen en duizendpoten. Een rommelhoekje met brandnetels of
look-zonder-look trekt rupsen aan en dood hout en losse stenen muurtjes zorgen
voor schuilplaatsen voor insecten die op hun beurt weer voedsel zijn voor de
vogels. De dode stengels van planten zijn een overwinteringsplaats voor insecten
die op hun beurt weer het wintervoedsel zijn voor vogels. |
Top |
In een vogeltuin bepaald de gewaskeuze de vogels die worden aangetrokken. Om
hier een indruk van te geven beschrijven we hieronder enkele planten,
struiken en bomen en hun gebruikers. veeldoordistel: het zaad is erg in trek bij kruisbek, groenling, putter, sijsje, heggenmus en glanskop. bosaardbei: het zaad en de vruchten zijn geliefd bij lijster, mus, vink, groenling, zwartkop, lijster, kraai en kneu. korenbloem: het zaad is voedsel voor sijsje, pimpelmees, kruisbek, kraai, kneu, groenling en putter. wilde kamperfoelie: de bessen worden gegeten door vink, lijster, kraai, mees, merel, zwartkop en het roodborstje. wilde wingerd: de blauw-zwarte bessen zijn erg in trek bij barmsijsje, roek, zwartkop, ekster en lijster. vlier: de donkerpaars-zwarte besjes zijn voedsel voor waterhoentje, pestvogel, vliegenvanger, kraai, lijster, tuinfluiter en spreeuw. meidoorn: de rode bessen zijn zeer gewild bij merel, kramsvogel en koperwiek. beuk: de nootjes worden gegeten door specht, boomklever, mees en vink. witte berk: de gebruikers van het gevleugelde zaad zijn Vlaamse gaai, heggemus, tjiftjaf, ekster, pestvogel, mees, rietgors en vink. |
Top |
Voor veel vogels is het in ons modern tuin- en woonlandschap bijzonder moeilijk
om geschikte nestgelegenheid te vinden. We kunnen ze helpen door nestkasten op
te hangen die voor plaatsvervangende nestruimte zorgen. De nestkast moet zo
geplaatst worden dat de voorkant uit regen, wind of zon hangt. De invliegopening
moet dan op het zuidoosten zijn gericht.
We hangen de kast op ooghoogte, zodat de kast ook goed schoon te maken is na afloop van het broedseizoen (eind augustus). Het schoonmaken is belangrijk in verband met mogelijk ongedierte waar andere vogels weer mee besmet kunnen raken. Het aantal nestkasten in de tuin is niet aan een beperking gebonden. We kunnen bijvoorbeeld gerust twee nestkasten aan dezelfde boom ophangen en een minimum afstand is niet noodzakelijk. Hang de kast zo op dat hij vanuit het huis goed gezien kan worden. Er is veel plezier te beleven aan een paartje vogels met kroost. |
Top |
Vogels nestelen het liefst in een natuurlijke omgeving, zoals in een wilde,
natuurlijke heg met meidoorn, braam en wilde rozen. Er is niet alleen volop
voedsel te vinden, maar ze bieden de vogels ook nestbescherming. We helpen ze
door hagen, bomen en struiken te snoeien en zo een dichte begroeiing te
stimuleren. Een goed gesnoeide kamperfoelie biedt naast voedsel en
broedgelegenheid ook een goede beschutting. En een braamstruik langs muur of
boog of een gaspeldoorn in de tuin kan een veilige plek zijn voor een nest. De
doornige takken beschermen de vogels tegen belagers. |
Top |
Tot de natuurlijke vijanden van de kleinere vogelsoorten behoren de ekster,
Vlaamse gaai, kraai en in mindere mate de sperwer. Ze halen vogelnesten leeg.
Het leeghalen is natuurlijk en onvermijdelijk en het blijkt voor het totale
vogelbestand niet nadelig te zijn. We kunnen wel zorgen voor een dichte
begroeiing die voor meer veiligheid zorgt. De grootste bedreiging voor jonge vogels zijn wel de niet-natuurlijke vijanden, de huiskatten. Vanwege hun grote aantal horen ze niet bij de natuurlijke vijanden. Het is ook bijna onmogelijk katten uit de tuin te weren. Wel kunnen voorzieningen worden aangebracht in de vorm van kragen van draadgaas of stekels die je rond een boom kunt aanbrengen. |
Top |
Vogels hebben water nodig om te kunnen overleven. Niet alleen om te drinken en te baden, maar ook om de veren in goede conditie te houden. Door het badderen wordt de isolerende werking van het verenkleed in stand gehouden. De lucht wordt dan vastgehouden en dat beschermt ze zowel tegen warmte als tegen de winterkou. Door het waterafstotende vetlaagje om het verenkleed bevriezen vogels niet. We kunnen vogels naar de tuin lokken door eenvoudige drink- en wasgelegenheid te bieden in de vorm van een vijver of een vogelbadje. Voor een vijver geldt dat er een ondiep gedeelte moet zijn waar de vogels zo in kunnen lopen. In de winter bij vorst kan een vijver open gehouden worden door een luchtpomp en in het vogelbadje kan het water verwarmd worden door middel van aquariumverwarming. In geen geval mag iets aan het water worden toe gevoegd, zoals antivries. Water in de tuin moet het hele jaar aanwezig zijn. |
Top |
Het bijvoeren van vogels is een manier om vogels een strenge winter door te
helpen en om ze naar de tuin te lokken en er plezier aan te beleven. Of het
werkelijk nodig is om de vogelstand op peil te houden is niet eenvoudig te
beantwoorden. Voor stadsvogels is het een noodzaak ze bij te voeren, omdat ze
vaak verstoord worden en op moeten vliegen. Hierdoor verliest een vogel veel
energie en moet vaker op zoek naar voedsel. Daarnaast is het in sterk
verstedelijkte gebieden een stuk moeilijker om voldoende voedsel te vinden.
Vooral in het broedseizoen wanneer een grote hoeveelheid nodig is voor de
hongerige jongen. Met uitzondering van de stadsvogels is bijvoeren na de winter
niet nodig. |
Top |
Bestrijdingsmiddelen
|
Top |