Van
Aanaarden
tot Zaaibed
Nieuwsbrief
Aanaarden
Aardappelen,
prei, maïs, ze hebben alle baat bij aanaarden. Aanaarden wil zeggen dat u een
laagje aarde ophoopt rondom het gewas. Bij prei doet u dit om extra lange witte
schachten te krijgen, aardappelen worden hierdoor gestimuleerd om zich beter te
ontwikkelen en maïs komt steviger te staan en zal dus minder makkelijk
omwaaien.
Afharden
Veel
gewassen kunnen binnen worden voorgezaaid.
Zijn de zaailingen eenmaal groot genoeg, dan moeten ze langzaam wennen aan het
barre buitenleven. Zet de zaailingen overdag buiten zodra het weer het toelaat.
Haal de eerste week de bakken ’s avonds weer naar binnen. Na ongeveer een week
(afhankelijk van het weer) kunt u de zaailingen dag en nacht buiten laten staan
en daarna kunt u ze planten in de volle grond. Zou u de binnen gezaaide plantjes
direct vanaf de warme vensterbank in de koude grond planten dan lopen ze door de
schok een flinke groeivertraging op of erger: ze geven het al snel helemaal op.
Bodemtemperatuur
In
het voorjaar kunt u buiten in de volle grond zaaien, zodra de bodem een bepaalde
temperatuur heeft bereikt. Dat het buiten, bovengronds, 18 ˚ C is wil nog
niet zeggen dat het ondergronds ook al zo op temperatuur is gekomen. De grond
moet echt tijd krijgen om op te warmen. U kunt de natuur een handje helpen door
een paar weken voordat u wilt zaaien de grond af te dekken met karton of zwart
plastic. De grond warmt hierdoor net wat sneller een paar graden op en dat geeft
uw zaailingen weer een extra goede start. Bedenk dat zandgronden eerder opwarmen
dan kleigronden. Een speciale grondthermometer kan goede diensten bewijzen als u
precies wilt weten of de grond al voldoende op temperatuur is.
Compost
Al
het tuinafval (grasmaaisel, bladeren, snoeihout, onkruid) kan verwerkt worden
tot compost. Compost wordt ook wel het ‘zwarte goud’ genoemd, omdat het van
onschatbare waarde is voor het op peil houden van de vruchtbaarheid van de
grond. Een goede composthoop wordt opgebouwd in laagjes, afwisselend groen,
zacht materiaal (gras, groente- en fruitafval, onkruid) en bruin, koolstofrijk
droog materiaal, zoals gehakseld snoeiafval. Eventueel kan ook paardenmest aan
de composthoop worden toegevoegd. Paardenmest is een warme mest die voor extra
hitte zorgt in de hoop.
Je
hebt onder de zaden donkerkiemers en lichtkiemers. De meeste groenten zijn
donkerkiemers. Dat wil zeggen dat de zaden in het donker, bedekt door een laagje
aarde, zullen kiemen. Lichtkiemers zijn er ook, hoewel dat er bij de groenten
aanmerkelijk minder zijn. Lichtkiemers worden zeer ondiep gezaaid en niet, of
met een zeer dun laagje aarde, bedekt. Licht geeft deze zaden de prikkel om te
gaan kiemen. Donkerkiemers worden door licht juist geremd in het kiemproces.
Enten
Een
techniek die veel wordt toegepast bij de vermeerdering van fruitbomen. Op een
onderstam wordt een stukje tak met knop vastgezet van een andere plant. De beide
delen vergroeien met elkaar en leveren samen een nieuwe plant op. De onderstam
is bepalend voor het groeitempo van de plant, de ent levert het gewenste ras.
Appelbomen worden allemaal op deze manier vermeerderd. Appels komen niet
soortecht uit zaad terug en om toch weer dezelfde lekkere appels te kunnen
kweken, wordt een tak van de appelboom met goede, lekkere appels geënt op een
onderstam die de gewenste groeikracht levert.
Eenhuizig
Als
zowel mannelijke bloemen als vrouwelijke bloemen op dezelfde plant voorkomen of
als de bloemen op die plant tweeslachtig zijn, dan noemen we dat een eenhuizige
plant. Tweehuizige
planten bestaan ook. De bloemen van een tweehuizige plant zijn óf mannelijk óf
vrouwelijk. Dat is belangrijk om te weten als u bijvoorbeeld kiwi’s wilt gaan
kweken. Om vruchten te krijgen heeft u zowel een mannelijke als een vrouwelijke
plant nodig.
Planten
behoren allemaal tot een bepaalde familie. Alle planten binnen zo’n familie
hebben meerdere gemeenschappelijke kenmerken of eigenschappen. Zo hebben leden
van de vlinderbloemenfamilie de eigenschap dat ze stikstof uit de lucht kunnen
binden en ten goede laten komen aan de plant. Planten uit de nachtschadefamilie
hebben allemaal een giftig trekje en lipbloemigen kenmerken zich door hun
uitgesproken geur.
Geslacht
Binnen
de plantenfamilies zijn weer verschillende onderverdelingen aangebracht. De
rozenfamilie (Rosaceae)
bestaat uit tal van geslachten. De roos ligt als familielid voor de hand
natuurlijk, maar ook de aardbei, framboos, braam, appel en amandel horen erbij.
Binnen de geslachten onderscheidt men vervolgens soorten. Het geslacht Rosa kent
onder andere de soorten Rosa canina (hondsroos), Rosa pimpinellifolia
(duinroos), Rosa rugosa (rimpelroos), Rosa rubiginosa (Egelantier) en Rosa
glauca. Met de vele rozensoorten zijn kwekers aan de slag gegaan en dat heeft
geleid tot een enorm aanbod van variëteiten, rassen en cultivars.
Humus
Planten-
en dierenresten die achterblijven in de tuingrond, verteren na verloop van tijd
vrijwel volledig. Dat is mooi, want wat overblijft is pure humus. Humus wordt
opgeslagen in de bodem. Het komt slechts zéér geleidelijk beschikbaar als
voeding voor planten. Humus is zeer goed in staat om voedingsstoffen langere
tijd vast te houden en als het moment daar is aan de planten af te staan. De
voorraad humus moet wel op peil worden gehouden door het regelmatig toedienen
van organisch materiaal als compost en stalmest.
Insectengaas
Om
uw planten in de moestuin te beschermen tegen aanvallen van insecten, kunt u
insectengaas over de bedden spannen. Vooral bij de wortelteelt kan insectengaas,
mits tijdig aangebracht, het verschil betekenen tussen gave worteltjes en
exemplaren die door de wortelvlieg zijn aangetast.
Kiemduur
De
kiemduur is de tijd die het zaad nodig heeft om te ontkiemen. De kiemduur is per
gewas verschillend. Tuinkers bijvoorbeeld kiemt al na 1 of 2 dagen, tomatenzaad
kiemt na een dag of 5 en veldsla is tamelijk traag met een kiemduur van ongeveer
2 weken. Informatie over de kiemduur per gewas kunt u vinden in de catalogi van
zaadhandelaren, op de zaadzakjes en in handboeken over tuinieren.
Langedagplanten
Dit
zijn planten die bloeien als de dagen lang zijn, als ze dus een kleine 16 uur
licht krijgen per dag. In de moestuin is dit wel iets om rekening mee te houden,
want langedagplanten als sla, spinazie, ui en Chinese kool zullen in de zomer
makkelijk in bloei schieten. En hoe mooi de meeste bloeiende groenten ook zijn,
(u moet ook zeker 1 of 2 slaplantjes of uien door laten schieten!) in de
moestuin gaat het toch vooral om de fraaie opbrengst en niet om de fraaie bloei.
Mulch
Vanaf
het late najaar kan, ter bescherming van de bodem, een laag organisch materiaal
aangebracht worden op de vrijgekomen bedden in de moestuin of tussen de planten
in de siertuin. Deze laag kan bestaan uit stro, hooi of ander materiaal van
organische oorsprong. Het aanbrengen van een mulchlaag heeft tal van voordelen.
Zo beschermt de mulch de grond tegen weersinvloeden, levert het voedingsstoffen
aan de ondergrond en houdt het onkruidgroei tegen. Hoe
goed mulchen ook is, tegen het eind van de winter kunt u de mulchlaag het beste
verwijderen. De grond moet immers de gelegenheid krijgen om weer op te warmen.
Natuurlijke
vijanden
Organische
mest
Mest
van plantaardige of dierlijke oorsprong noemen we organische mest. Dit in
tegenstelling tot kunstmest dat van chemische oorsprong is. Kunstmest wordt
direct door de plant opgenomen en werkt snel. Het effect duurt echter maar kort.
Organische mest geeft de daarin aanwezige voedingsstoffen
Plantengier
en –aftreksel
Brandnetels,
heermoes en smeerwortel zijn veelgebruikte ingrediënten in plantengier en
plantenaftreksel. Plantengier wordt wel als extra bemesting gegeven en
plantenaftreksel kan worden gebruikt om gewassen sterker, minder vatbaar voor
ziekten en plagen, te maken. Brandnetels (op stikstofrijke gronden!) en heermoes
dienen zich meestal ongevraagd aan in tuinen, smeerwortel wordt juist vaak
speciaal aangeplant om regelmatig van te oogsten. Gier maakt u door plantendelen
een paar weken te laten trekken in een emmer water, een aftreksel krijgt u door
planten een etmaal te laten trekken. Gier is sterker dan aftreksel en moet flink
worden verdund voor gebruik. Gier wordt veelal op de grond rondom het gewas
gesproeid, aftreksel wordt op de plant zelf gespoten.
Rijshout
In
zowel groente- als bloementuinen zijn klimvormen in allerlei modellen en maten
te bewonderen. Van de nood om een plant vastigheid te bieden is een deugd
gemaakt door fraaie klimconstructies van gevlochten wilgenteen, betonijzer of
hout te knutselen. Het hoeft niet persé een ingewikkeld of artistiek
verantwoord bouwwerk te worden, simpel snoeihout uit eigen tuin of het
gemeenteplantsoen volstaat om een klimrek voor lathyrus, erwten of snijbonen te
maken. Als u wilgenhout gebruikt, moet u het
Korter rijshout kan gebruikt worden om planten die de neiging hebben in te
storten of om te vallen te steunen. Steek in dat geval, voordat de plant echt
aan de groei gaat, rondom stevige twijgen in de grond. In de loop van het
seizoen verdwijnt het rijshout uit beeld, terwijl de plant fier overeind blijft.
Stikstof
Een
plant heeft, net als een mens, voedsel nodig om te kunnen voortbestaan.
Stikstof, aangeduid met ‘N’ is een van de belangrijkste voedende elementen
voor de plant, naast fosfor (P), kalium (K) en magnesium (Mg). Stikstof haalt
een plant onder andere uit compost en stalmest. Hoewel het in de lucht ‘stikt
van de stikstof’ kunnen planten die stikstof niet opnemen. Bepaalde bacteriën
in de bodem zijn daartoe wel in staat. Veel van deze bacteriën hebben de
wortels van vlinderbloemige planten nodig om op te kunnen leven. Als dank voor
het aangenaam verpozen binden zij stikstof en leveren dit aan de plant. Zelfs
als de plant dood is, gaan de bacteriën door met het binden van stikstof.
Moestuinders maken hier dankbaar gebruik van door van hun vlinderbloemige
gewassen als doperwt, peul en boon na de oogst niet de wortelkluit te
verwijderen, maar deze in de grond achter te laten. Een volgende teelt kan dan
weer optimaal profiteren van de stikstofreserve die door de bacteriën is
vastgelegd.
Tweeslachtig
Niet
te verwarren met ‘tweehuizig’!. Tweeslachtige bloemen hebben zowel
(mannelijke) meeldraden als (vrouwelijke stampers). Eenslachtige
bloemen hebben alleen meeldraden of alleen stampers.
Uitdunnen
Wie
zaait moet uitdunnen. Meestal zaaien we te dik. Soms omdat het zaad zo fijn is
dat het lastig goed is te verdelen tijdens het zaaien, soms ook omdat we zeker
willen zijn van een bepaalde opkomst. Beter wat te veel gezaaid, dan straks
tegen een halflege rij aankijken. Als alle zaadjes dan toch boven verwachting
kiemen, moet er wel gedund worden. U haalt dan de zaailingen die te dicht op
elkaar staan weg en geeft de overblijvers zodoende voldoende ruimte om zich
verder te ontwikkelen.
Vruchtwisseling
Voorwaarde
voor een moestuin zonder ernstige ziekten of plagen! Zeer in het kort komt het
hier op neer. De gewassen in uw moestuin zijn te verdelen in verschillende
gewasgroepen: bladgewassen, vruchtgewassen, wortel- en knolgewassen,
aardappelen, peulvruchten en koolgewassen,. Elk jaar geeft u deze gewasgroepen
een andere plek in de tuin. Waar in het eerste jaar bijvoorbeeld bladgewassen
stonden, zet u in het tweede jaar de vruchtgewassen, in het derde jaar de
wortel- en knolgewassen en zo verder. Niet elke opvolging is even geschikt.
Moestuinhandboeken kunnen daarover uitsluitsel geven. Een 4-jarige
vruchtwisseling, waarbij de gewasgroepen eens in de 4 jaar weer op hun
oorspronkelijke plek komen, is het minimum. Beter is het om te kiezen voor een
6-jarig regime.
Woelrat
Woelratten
graven gangen in de grond van soms wel 50 tot 60 cm diep en af en toe drukken ze
bij het graven een hoopje aarde op. Ze vreten
Zaaibed
Gewassen
die veel tijd nodig hebben om tot ontwikkeling te komen of vaak slechts
onregelmatig opkomen, kunt u buiten voorzaaien op een zaaibed. Op die manier
kunt u wat dichter op rijtjes zaaien en nemen de gewassen tijdens de kiemperiode
niet zoveel ruimte in. In de tussentijd kunt u de gewone bedden in de moestuin
nog gebruiken voor een korte, vroege teelt en kunnen op het zaaibed de jonge
plantjes zich op hun gemak ontwikkelen tot goed verplantbare exemplaren.